Performantie van MRI bij vermoeden van afwijkingen aan de placenta.

Van Thournout Sophie, 2023
Problemen met de placenta of moederkoek komen steeds vaker voor, en dit voornamelijk door het steeds toenemend aantal keizersneden. Een keizersnede zorgt voor een litteken in de baarmoeder, waardoor de placenta zich op die plaats abnormaal kan ontwikkelen. Het kan hierdoor voorkomen dat deze te sterk vastgroeit in de baarmoeder, en daardoor tijdens de nageboorte minder gemakkelijk loskomt. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie verschillende dieptes waarmee de placenta in de baarmoeder groeit; oppervlakkig in de baarmoeder (accreta), dieper in de baarmoeder (increta), en doorheen de baarmoeder (percreta). De placenta voorziet het ongeboren kind van de nodige voeding en zuurstof, en zorgt eveneens voor het wegleiden van afvalstoffen. Dit gebeurt via uitwisseling van de laatstgenoemde stoffen via het bloed in de placenta. Deze bevat dus een belangrijke hoeveelheid bloed. Wanneer de placenta minder gemakkelijk loskomt, kan dat zorgen voor veel bloedverlies tijdens de bevalling, met veel mogelijke problemen voor zowel moeder als baby. Het is belangrijk dat de artsen voor de bevalling al weten of de placenta te sterk vastgegroeid zit. Tijdens de zwangerschap wordt de zwangere vrouw opgevolgd door de gynaecoloog, die via echo de gezondheid van de baby nagaat. Ook de ligging en vorm van de placenta worden bekeken. De gynaecoloog kan hierop bepaalde tekenen zien die kunnen wijzen op een abnormale placenta. Wanneer de gynaecoloog hier een vermoeden van heeft, kan die de zwangere vrouw doorverwijzen voor een MRI-scan (magnetische resonantie imaging). Dit is een manier waarop de radioloog heel nauwkeurig de baarmoeder en placenta kan zien. Die zal dan proberen bepalen of de placenta te diep is vastgegroeid, en hoe diep precies. Dit kan met behulp van specifieke tekenen die op de beelden te zien zijn. Het vaststellen van deze aandoening op MRI is niet gemakkelijk. Daarom hebben we in deze masterproef proberen nagaan hoe goed de radiologen in het universitair ziekenhuis (UZ) Gent zijn in het stellen van deze diagnose via de MRI-beelden. Het onderzoek omvatte 30 patiënten die zo’n MRI-scan ondergingen in het UZ Gent wegens een vermoedelijk abnormale placenta. Er werd een ‘leestest’ en een ‘teaching set’ gemaakt; elf patiënten werden in de leestest opgenomen en negen in de teaching set. Vier radiologen bekeken eerst de beelden van de patiënten uit de test en noteerden hun diagnose. Vervolgens overliepen de radiologen samen de teaching set. Ze bekeken daarbij ook MRI-beelden, maar daarbij stond vermeld wat de juist diagnose was en hoe dit op de beelden te zien was. Daarna vulden ze nogmaals de test in. Zo kon gekeken worden hoe vaak de radiologen een juiste diagnose hadden, en wat het effect was van dit leermoment met de teaching set. Ook werden de beelden van alle patiënten nog eens opnieuw bekeken om te zien welke specifieke zaken op de MRI aanwezig waren, die konden wijzen op afwijkingen aan de placenta. Zo weten de radiologen op wat ze het meest moeten letten wanneer ze die beelden bekijken. De maatschappelijke meerwaarde zit hier in het streven naar het verminderen van problemen tijdens de bevalling, zowel voor de zwangere vrouw als voor het pasgeboren kind. Dit door voorbereid te zijn op een vastzittende placenta, en te proberen het bloedverlies tot een minimum te beperken. Er werd gevonden dat het voor de radiologen in het UZ Gent moeilijk is om de diagnose te stellen op basis van deze MRI-beelden. Een belangrijke boodschap is dan ook dat gynaecologen dus niet louter mogen vertrouwen op de diagnose die door de radioloog op MRI gesteld wordt, maar de bevindingen dienen te correleren met de echografische diagnose en het klinische beeld.

Promotor Pieter De Visschere
Opleiding Geneeskunde
Domein Radiologie
Kernwoorden Placenta accreta spectrum MRI-scan bevallingscomplicaties