Obstetric outcomes in the subsequent pregnancy of women with a history of retained products of conception: a systematic review
Linseele Marieke, Vervenne Muriel, 2023
Na een bevalling, abortus of miskraam kan zwangerschapsweefsel (retained products of conception (RPOC)) achterblijven in de baarmoeder van een patiënte. Klachten zoals buikpijn, infectie en bloedverlies kunnen hierdoor optreden. Op lange termijn kan de patiënte vruchtbaarheidsstoornissen ondervinden. Behandeling van zwangerschapsresten is op verschillende manieren mogelijk. Bij vrouwen met milde klachten kan voor een afwachtende houding geopteerd worden, aangezien de resten nog spontaan afgestoten kunnen worden. Een andere optie is een medicamenteuze behandeling met misoprostol. Als de rest niet verdwijnt, is een chirurgische behandeling aangewezen. Er zijn twee chirurgische methoden die kunnen worden ingezet om de resten te verwijderen. De traditionele manier is dilatatie en curettage (D&C), de alternatieve methode is hysteroscopie. Aangezien de mogelijkheid bestaat dat een vrouw van wie de vorige zwangerschap gecompliceerd was met zwangerschapsresten opnieuw zwanger wil worden, is het belangrijk om stil te staan bij eventuele zwangerschapscomplicaties die kunnen voorkomen tijdens een volgende zwangerschap. Deze thesis onderzoekt of vrouwen met een medische voorgeschiedenis van zwangerschapsresten een verhoogd risico hebben op zwangerschapscomplicaties zoals zwangerschapsvergiftiging, placentaire complicaties, uterusruptuur… Indien dat het geval is, wat is daarvoor de onderliggende reden? Ligt de behandelmethode aan de basis of is het een eigenschap van de patiënte zelf die ertoe leidt dat ze een verhoogd risico heeft op complicaties? Deze thesis vergelijkt daarom het voorkomen van obstetrische complicaties tussen vrouwen die behandeld zijn geweest voor de zwangerschapsrest (met misprostol of chirurgie) en vrouwen waarvan de rest spontaan werd afgestoten (geen behandeling). De resultaten zijn de volgende: vrouwen met een medische voorgeschiedenis van RPOC hebben meer kans op complicaties van de placenta (placenta accreta/percreta/increta, handmatige verwijdering van de placenta). Bijkomend zien we dat deze vrouwen meer kans hebben op het opnieuw ontwikkelen van een zwangerschapsrest. De onderliggende reden van deze vergrote kans op complicaties blijft onduidelijk. Eén van de studies opgenomen in deze review vermeldt geen verschil in het voorkomen van placenta afwijkingen bij vrouwen waarvan de zwangerschapsresten spontaan zijn afgestoten in vergelijking met vrouwen die een chirurgische behandeling ontvingen. Het verhoogd risico op bovenvermelde complicaties kan mogelijks geassocieerd zijn met kenmerken van de vrouw zelf en dus niet veroorzaakt worden door chirurgische handelingen. Deze conclusie moet nog verder worden onderzocht. Zwangerschapsresten komen voor na 3% van de zwangerschappen (meer na miskraam en abortus, minder na een succesvolle bevalling). Het hebben van een zwangerschapsrest is bijgevolg geen zeldzame aandoening en gaat gepaard met diverse klachten en verwikkelingen. Naar dit onderwerp is nog relatief weinig onderzoek gedaan. Het is belangrijk dat de patiënten met een zwangerschapsrest evidence-based informatie kunnen ontvangen over mogelijke complicaties in een volgende zwangerschap. Zo kunnen ze meer ondersteuning verkrijgen in de vorm van bijkomende onderzoeken en/of opvolging door hulpverleners om zo bovenvermelde complicaties te voorkomen of die op tijd te detecteren en aan te pakken.
Promotor | Huib van Vliet |
Opleiding | Geneeskunde |
Kernwoorden | zwangerschapsrest obstetrische complicaties reproductieve uitkomsten |